Ben je het ook wel eens zat, die enorme toeristenmassa in Rome? Altijd wel een iemand die de Via del Corso of een gang in de Vaticaanse Musea versperd omdat er precies op die plek, midden op straat of precies in het midden van een deurpost een selfie of foto met de giga-Ipad gemaakt moet worden? Nu snap ik sowieso niets van mensen die niet begrijpen dat je in zo’n miljoenenstad überhaupt niet midden op straat of middenin een van de drukstbezochte musea ter wereld stil moet gaan staan alsof je de enige persoon in de wijde omgeving bent. Maar ik geloof dat ik daarin behoorlijk alleen sta. Mijn toeristen tijdens mijn reisleidersdagen waren er in ieder geval ook érg bedreven in.
Mocht je bij jezelf merken dat tijdens een verblijf in Rome deze irritatie de kop op begint te steken, is het zeker een idee om het oude centrum te verlaten en met metro B richting de Via Ostiense te gaan. Schrik niet: je waant je niet bepaald in een oogverblindende en uitnodigende wijk als je uitstapt bij halte Garbatella, maar dat wordt meer dan goedgemaakt als je bij de oude elektriciteitsfabriek aankomt. Deze krachtcentrale uit de jaren dertig van de vorige eeuw, met een 20 meter hoge centrale hal, wordt al sinds 1963 niet meer gebruikt als fabriek. Maar kreeg een nieuwe bestemming toen de Capitolijnse musea in 1997 wilden verbouwen en een plaats zochten voor een gedeelte van hun collectie klassieke beelden.
“Le macchine e gli dei” werd de tijdelijke tentoonstelling genoemd: de machines en de goden. Het was een prachtig samengaan van industriële archeologie, de esthetiek van niet langer gebruikte machinerieën en overblijfselen van de klassieke oudheid. Waar de fabriekselementen zoals buizen, boilers en pijpen tweede levens leken te krijgen als fraaie omlijstingen voor marmeren sculpturen, mozaïekvloeren en tempelrestanten. Beide werelden versterkten elkaar in schoonheid. En de reacties van het publiek waren meer dan positief. Zo positief, dat men na de afronding van de renovatie in 2005 besloot de sculpturen te laten staan in die strakke, late Art Deco-setting in die stille buitenwijk van Rome.
Zeker doordeweeks heb je het museum bijna helemaal vol jezelf alleen. Vooruit: ik deelde de Venussen en keizers met een Frans echtpaar en een Hollandse schoolklas (echt waar), maar in zo’n grote hal heb je daar nou niet bepaald last van. Het is een verademing om tussen de industriële apparaten te struinen, hier en daar een prachtige gietijzeren hanglamp te spotten en vanaf de bovenkant van een enorme dieselmotor een Romeins tempelfronton te bewonderen. En als er dan om de hoek op de stoffige straathoek ook nog eens een klein cafeetje zit waar verse jus d’orange wordt geperst en het terras verder leeg is, is de dag helemaal perfect.
Geef een reactie