Hoe heerlijk is het om de drukte van Florence even te ontvluchten en het platteland in te duiken! Ook zonder het geweld van de Florentijnse musea en pleinen vol palazzi kan een liefhebber van de late middeleeuwen en Renaissance zijn hart ophalen. De omgeving van Florence werd al in vroegere tijden door rijkelui gebruikt om de hitte in de stad te ontvluchten; ze bouwden prachtige villa’s, omringd door landbouwgrond, jachtgebieden en tuinen vol citrusboompjes. Een van die villa’s is de schitterende Villa Medici te Poggio a Caiano, op een half uurtje rijden van Florence. En liet die nou net ook op ons programma staan…..
Pareltje van de Renaissance
Nu geloof ik dat de reis naar Toscane momenteel gewoon Ontdek Toscane heet, maar in mijn begindagen als reisleider was de boel wat gespecificeerder: Renaissance in Toscane was de naam van de achtdaagse reis, inclusief spannende lezing over de Renaissance in Italië. Met dia’s, wel te verstaan. Al werden die na een paar jaar wel vervangen door een Ipod, waar geen Italiaans hotel mee om wist te gaan. Ikzelf overigens ook niet….. Anyway, dia’s of niet, het was voor een renaissance-specialist wel een feest om deze reis te kunnen begeleiden. Twee dagen Florence, fresco’s in Arezzo, en na een ochtendje Pistoia, een tussenstop van een uurtje in Poggio a Caiano. Want de Villa Medici die daar staat, dat was mij een waar pareltje van Renaissance-architectuur, én schilderingen.

Photo credit © Alberto Baldaccini
Gemaakt rond 1480 door Guiliano da Sangallo, in opdracht van Lorenzo il Magnifico, lijkt het wel alsof er middenin het landelijk gebied een kruising staat van een strak symmetrisch buitenhuis en een Griekse tempel. Een driehoekig fronton boven de ingangspartij op de piano nobile, zuilenrij voor de voordeuren, Romeins aandoende vazen op het dak en een fikse trappartij die het maniëristisch geweld van de 16de eeuw al aankondigt. Lorenzo heeft er zelf niet lang van kunnen genieten, en heeft de villa in zijn totale pracht en praal ook niet meer meegemaakt: de bouw begon rond 1470, en Lorenzo stierf in 1492. Pas rond 1520, onder leiding van zijn zoon Giovanni, de latere paus Leo X, werden de werkzaamheden afgerond. In de vroege 16de eeuw werden ook de schilders aangetrokken die de Salone del Leone X op de eerste verdieping zouden verfraaien: Pontormo, Andrea del Sarto en Franciabigio, en later ook Alessandro Allori. Ze schilderden klassieke thema’s en Romeinse historische personages, met daarin symbolische verwijzingen naar het nobele Medici-geslacht. Het was altijd een feest om de villa te bezoeken.

Franciabigio, De terugkeer van Cicero (detail), ca. 1521.

Franciabigio, De terugkeer van Cicero (detail), ca. 1521.
Suppoosten met een handleiding
Althans, dat was het bíjna altijd. Want een bezoek aan de Villa Medici in Poggio a Caiano behoefde wel een soort van gebruiksaanwijzing. En wee je gebeente als je je daar níet aan hield. Let wel: ik praat over 10 jaar geleden. Hoe het nu gaat, daar durf ik niets over te zeggen. Maar toentertijd ging het zo: een bezoek aan de Villa was gratis, alleen was entree alleen maar mogelijk op één tijdstip per uur. Half elf, half twaalf, half een, etc. Drie minuten óver half voor de deur staan, en nee, je kwam er niet meer in. En dat betekende een uur wachten. Begrepen deed ik dat nooit. Ik heb het er nooit druk meegemaakt, en de villa stond bomvol met een leger suppoosten, die zo op het eerste gezicht (en overigens ook op het tweede) werkelijk níets deden. Maar na half elf, twaalf, een, ging de deur niet meer open. Dat leverde bij mij nog wel eens wat stress op, want na de villa stond ook nog een bezoek aan Vinci op het programma, en een uur wachten is toch een behoorlijke vertraging.
Gelukkig ging het bijna altijd goed, en stonden we binnen. Maar daar was de gebruiksaanwijzing nog niet ten einde. Zoals gezegd stikte het in de villa van de suppoosten, die vooral gespecialiseerd waren in erg boos kijken en niet veel doen. Ik herinner mij nog hoe het stof in enorme draden aan de lampen en het plafond hing, maar van hun stoel afkomen, nee, dat deden ze niet. En ze zagen ons ook liever weer vertrekken dan komen. Met een enorm tempo werden we door de verschillende zalen en kamers van de begane grond en eerste verdieping gejaagd. Nergens aankomen, nergens op gaan zitten, snel kijken, en hup: moven naar de volgende zaal. Ze blaften nog net niet, maar blikken zeiden genoeg en het was duidelijk dat men er géén fan was van geïnteresseerde bezoekers. Hoe eerder ze de deur weer achter ons konden dichtgooien, hoe beter. Wat ze dan de rest van hun tijd in die villa uitspookten, is mij dan ook nu nog steeds een raadsel.

Pontormo, lunet met Vertumnus en Pomona, 1519-21.
Belletje trekken
Ik stoorde mij daar enorm aan, om eerlijk te zijn. En heb mij dan ook stiekem goed vermaakt, toen er op een dag enorme paniek onder de suppoosten uitbrak. Er ging namelijk een alarm af, hard en doordringend. We stonden in de aankomsthal, te wachten op alle toiletgangers. De irritatie op de gezichten van de wachtende suppoosten groeide met de minuut. Of we niet al konden beginnen met het doorlopen van het parcours? Nee, want er zaten nog gasten op het toilet. Zucht steun kreun. Ik begon mij nog meer dan anders aan hen te ergeren. En toen dus dat alarm. Als kippen zonder kop renden de suppoosten rond, want het alarm ging niet één keer af, maar meerdere. En was behoorlijk dordringend. Totale consternatie! Of wij dat hadden gedaan?! Euhh nee, wij staan hier in de hal te wachten…..
Niet lang daarna kwam één van mijn toiletgangers terug. Met een flinke frons op het gezicht: wat had ze toch een moeite met die Italiaanse toiletten! Ze had als een malle staan trekken aan het touwtje dat naast de pot hing, maar doortrekken….niks ervan. En toen ging bij mij een lichtje branden. Deze mevrouw had aan het alarm op het toilet staan trekken! Dat touwtje is voor noodgevallen, de doorspoelknop zit achter de pot. Vandaar dat het alarm maar bleef loeien! En geen suppoost die dat alarm als een toiletalarm herkende……ongelofelijk. Vandaar dat ik bij latere bezoeken, als ik weer geconfronteerd werd met die chagrijnige koppen, mijn gasten vooral op het hart drukte om na het toiletbezoek even flink aan het touwtje te trekken. En daarna even doorspoelen, uiteraard.

Andrea del Sarto, De triomf van Caesar, ca. 1521.
Holland!
Het is haast niet te geloven, maar één keer heb ik een suppoost toch hartelijk zien lachen. Het bezoek aan de Villa liep ten einde, de groep was gezellig, er werd veel gelachen en gepraat en er werd met veel bewondering naar de fresco’s gekeken. In de laatste zaal aangekomen liepen de gasten vrolijk kletsend in groepjes van 2 of 3 weer naar buiten, de tuin in. De deur naar het terras en trap werd steeds opengehouden door een suppoost, die de vertrekkende gasten met een enigszins verbaasde, en tegelijkertijd nog steeds boze blik nakeek. Nu verkeerde ikzelf ook in een uitstekend humeur, dus ook ik liep zeer tevreden en breed lachend richting uitgang. Hij wierp mij een aarzelende blik toe, en vroeg toen waar wij eigenlijk vandaan kwamen. “Uit Holland!”, antwoordde ik, en ik zag zijn frons als sneeuw voor de zon verdwijnen. “Ooooh, zijn jullie Nederlanders? Ik dacht Duitsers!”, en van de boze suppoost was niets meer over. Wat volgde was de bekende trits namen van Nederlandse voetballers bij Italiaanse clubs. Ook de collega-suppoosten lachten zowaar een beetje mee. Het afscheid verliep een stuk vriendelijker dan normaliter, en de deur werd op keurige wijze opengehouden. Wat een klein verschil in nationaliteit niet al kan maken. Mijn gasten en ik vonden het een komische toestand, en tegelijkertijd ook een klein beetje triest……
Geef een reactie