In de Sint Pieter. Een leugentje om bestwil

Het was die zomer een héle hete zomer. En normaliter zijn er in de zomermaanden weinig tot geen cultuurreizen om te begeleiden. Als het elke dag dik 30 graden is, wíl je toch niet je ochtenden en middagen vullen met stadswandelingen en museumbezoeken in steden waar geen zuchtje wind doorheen waait en waar het stikt van de dwalende toeristen? Althans, ik zou daar niet voor kiezen. Maar, er zijn natuurlijk ook reizigers die gebonden zijn aan de zomervakanties, zoals mensen die in het onderwijs werken, of mensen met kinderen. En die toch graag wat cultuur willen snuiven onder begeleiding van een reisleider. En dus ging de 8-daasge Italië-reis, van Venetië naar Rome, hartje juli, gewoon door. Ik geloof dat ik het nog nooit zo warm heb gehad. 

Eerlijk is eerlijk: de bus was gevuld met vrolijke lui en er zaten veel gezinnen met tieners in de groep. En da’s een fijn uitgangspunt. Want de aanwezigheid van tieners maakt dat de meereizende volwassenen de lat qua kwantiteit aan informatie sowieso niet zo hoog leggen. Geen ellenlange verhalen vol historische personages, data, architectonische hoogstandjes en unieke kunstwerken. Bloed, moord en doodslag graag, en kort en bondig, want de aandacht van tieners vasthouden is nog geen sinecure. Tel daarbij op dat gezinnen met tieners de lat óók niet zo hoog leggen wat haute cuisine betreft. Zodra er tieners in een groep zitten, is het geen schande meer om in de lunchpauze te verwijzen naar de dichtstbijzijnde McDonalds. Laat dat speciale truffel-restaurant en die exquise wijn-bar maar voor wat het is; gewoon pizza of patat. Iedereen tevreden. 

We reisden van stad naar stad, deden een dagje Venetië, reisden naar het zuiden en verbleven rond lunchtijd in Bologna om ’s avonds in Toscane aan te komen en in twee dagen Pisa, Lucca en Florence te bezoeken, alvorens we de koffers weer inlaadden om via Siena door te rijden naar de omgeving van Rome. Wat een feest was het om te ervaren dat al onze hotels in die hete week voorzien waren van zwembaden! Dit is anders nooit het geval, is in andere seizoenen ook totaal niet nodig, maar na een dag zweten in historische binnensteden met temperaturen boven de dertig graden, waren die soms kleine zwembaden een godsgeschenk. Zelfs onze Napolitaanse chauffeur gooide zijn gene overboord, trok een kloeke zwembroek aan en kwam gezellig met ons allen afkoelen in het water.  

En zoals gebruikelijk was Rome de stad waar we de reis afrondden. Waar we puften van de hitte voor en in het Pantheon, we ons met rode hoofden over de Spaanse Trappen sleepten en langs de Trevi-fontein sjokten. Onze ijs-pauze bij ijssalon Giolitti duurde dan ook vele malen langer dan gebruikelijk. De meerderheid van de groep was gekleed in korte broeken en oncharmante t-shirts, en droegen enorme rugzakken gevuld met tig flessen water en zonnebrand. Wat wil je ook met temperaturen boven de 33 graden? Behalve één heer. Een veertiger of begin vijftiger vermoed ik, reizende met zijn moeder. Altijd gehuld in witte katoenen blouse, beige zomerbroek mét vouw, en een panamahoed. Dat, in combinatie met zijn bijna zwarte, glimmende haar, maakte van hem niet bepaald de doorsnee toerist. Een gesoigneerd figuur; hij was geschiedenisleraar, en vertelde op radio4 over opera’s. En daar maakte ik in de Sint Pieter graag gebruik van.  

Na de obligate Pieta, het opgebaarde lichaam van Giovanni XXIII en de binnenkant van de koepel, wilde ik maar wat graag ook een van Gianlorenzo Bernini’s meesterwerken bewonderen: het grafmonument van Alexander VII. Een levensgroot barok hoogstandje, opgebouwd uit verschillende prachtige marmersoorten. Zwartwit dooraderd voor de basis, groenwit voor de tombe zelf, sneeuwwit en gladgepolijst voor de levensgrote beelden van de knielende paus en de treurende personificaties rondom zijn tombe. En dat bronzen skelet. Een gevleugeld dood, met een zandloper in de rechterhand, de schedel bedekt door roodgeel marmer, gebeeldhouwd en gepolijst als was het een deken, gedrapeerd over de tombe en de Dood half voor de beschouwer verborgen houdend. Een van de fraaiste voorbeelden van barokke beeldhouwkunst ooit gemaakt. En vandaag nou net niet bereikbaar voor de gewone bezoeker. Het gedeelte achter het hoofdaltaar was volledig afgezet, vanwege een waarschijnlijk over niet al te lange tijd beginnende mis. De vip-linten werden goed bewaakt door serieus uitziende suppoosten. 

 

Maar daar had ik dus géén zin in. Ik liep resoluut op één van die suppoosten af en vroeg hem het vip-lint speciaal voor mij toch echt even weg te nemen. Zag hij die man daar, met die panamahoed? Dat witte hemd, die keurige broek? Dat was een Nederlandse Professor in de musicologie. Op mijn uitnodiging een paar dagen in Rome. Oh, en wist meneer wel dat ik een Professor Kunstgeschiedenis was? Wij hadden ons toch zó op dat grafmonument van Bernini verheugd……. 

Het bleef enkele seconden angstaanjagend stil. Ik zag de gedachten van de suppoost rondgaan en rondgaan.  Maar toen zag ik toch echt die hand naar het vip-lint gaan, en met een enorme frons op het voorhoofd werd de doorgang geopend. “Vijf minuten dan, en niet langer”, zei de suppoost. Ik rende op de ‘professor’ af, maande hem toch vooral níets te zeggen en gewoon met mij mee te lopen en het spel vooral mee te spelen. Ik trok hem mee tot onder de roodgele marmeren deken, kon het skelet bijna in de ogen kijken en bewonderde Bernini’s magnifieke behandeling van het harde marmer. En de professor? Die vond er niet heel veel aan, geloof ik. Maar hij speelde het spel in ieder geval mee, en dat voelde toch ook als een kleine overwinning. 

2020-05-22T17:43:28+02:00 10 juli, 2018|Kerken en kapellen, Reistips, Sweet Memories|

Geef een reactie