Bernini en Caravaggio in Amsterdam. 1-0 voor Bernini in een barokke wedstrijd

Het kan de aandachtige kunstliefhebber niet zijn ontgaan: dit voorjaar is de Philipsvleugel van het Rijks te Amsterdam gereserveerd voor de tentoonstelling Caravaggio-Bernini. Barok in Rome. Een fantastische situatie natuurlijk, want: Caravaggio! Bernini! Boven de Alpen! In Nederland!
Gaan met die banaan dus, om de wonderen van de zeventiende eeuwse Romeinse barok heel snel in het echt te gaan bekijken.

Hervormingen in Rome

Hoe zat het ook alweer? In de loop van de zestiende eeuw werd het religieuze Rome flink op z’n kop gezet door de ontwikkelingen in Noord Europa. De commentaren van Luther, Zwingli en Calvijn, de reformatie en het protestantisme: de kerk van Rome raakte een fiks aantal geloven kwijt en liep een flinke deuk op in haar geloofwaardigheid. Een kerkvergadering moest uitkomst brengen: Het Concilie van Trente (1545-1563) versleet maar liefst drie pausen, deelnemers probeerden het gedachtengoed van de reformatie te weerleggen en bespraken tijdens de laatste paar dagen ook nog even de rol van de beeldende kunsten. Want het verduidelijken van de rooms-katholieke leer gebeurde natuurlijk ook dankzij de vele religieuze kunstwerken die zowel in kerken als elders te vinden waren.

Het antwoord van de barokke kunstenaars

Dus ga er maar aanstaan, als 16de eeuwse Romeinse kunstenaar zijnde. Weg met de lieflijkheid en pasteltintjes van de hoogrenaissance, de op klassieke leest geïnspireerde en geidealiseerde heiligen en uitgestreken gelaatstrekken. Vrij baan voor emotie, dramatiek, extase en theatraliteit, oftewel verwondering (meraviglia), levendigheid (vivezza), beweging (moto), scherts (scherzo) of afschuw (terribilità); artistieke termen uit de Barok zelf, waarop de verschillende zalen in het Rijks overigens ook zijn ingedeeld.

Grote initiator was natuurlijk de jonge Michelangelo da Merisi (1571-1610), genaamd Caravaggio, die zijn hand niet omdraaide voor deze gewenste vernieuwing. Sterker nog, je zou kunnen stellen dat hij de absolute trendsetter was in dit Rome dat nog maar net klaar was met het likken van haar religieuze wonden.

Caravaggio haalde zijn modellen, vaak met twijfelachtige reputatie, gewoon van de straat en beeldde hen uit met afgekloven nagels, zwarte voetzolen en al dan niet een voorhoofd vol diepe rimpels. Liet de achtergrond van zijn doeken zwart, zoemde sterk in op zijn hoofdpersonen en creëerde een wereldberoemd en vaak ongeëvenaard lichtdonkercontrast, waardoor zijn composities een onuitwisbare indruk achterlieten op de beschouwer. Zelden werden momenten uit de Bijbel en het leven van de apostelen indrukwekkender in beeld gebracht. Met name de Romeinse high society van kerk, kardinalen en adel liep met zijn werk weg.

Caravaggio, De Maaltijd te Emmaus, National Gallery, Londen, 1602.

Hij inspireerde hiermee een hele generatie kunstenaars na hem, ook wel Caravaggisten genoemd, die zijn vernieuwde werkwijze over heel Europa verspreidden. Toch zou men wellicht kunnen stellen dat de, overig pas latere uitgevonden, term barok nog beter van toepassing was op de beeldhouwer Gianlorenzo Bernini (1598-1680), die met zijn sculpturen, architectuur en fonteinen Rome een geheel nieuwe uitstraling gaf. Als geen ander wist Bernini marmer te bewerken, uit te boren en te polijsten totdat de geportretteerde leek te ademen, het haar net uit de krullers leek te komen en de kleding net leek te zijn dichtgeknoopt. Bernini was dol op theater en theatrale effecten. Of hij nu beeldhouwde of architectuur ontwierp, altijd werkte hij met lichteffecten en ruimtelijkheid waardoor een extreme levendigheid en dramatiek ontstond.

Zicht op de Cornaro-kapel in de Santa Maria Vittoria te Rome, met in het midden De heilige Theresa van Avila en de engel. Alles van de hand van Bernini. ©Photo copy Maaike Raduzzi. 

Samen zetten Caravaggio en Bernini de toon voor een nieuw glorieus hoofdstuk van de Romeinse beeldende kunsten, met een stijl die al snel ook de rest van de katholieke wereld zou veroveren. Als een gedeelte van dat glorieuze hoofdstuk dan opeens in Amsterdam te bewonderen is, is dat zonder twijfel reden voor een feestje.

De Romeinse barok naar Amsterdam

Toch had ik ook meteen mijn twijfels. Een gewaagde uitspraak misschien, maar feit blijft dat ik bij de namen Caravaggio/Bernini enerzijds helemaal door het dolle heen was, en anderzijds meteen ook heel, heel erg kritisch. Want al veel langer hebben sommige Nederlandse musea er een handje van de aankomende bezoeker om de oren te slaan met tentoonstellingstitels vol klinkende namen en kleurrijke filmpjes waar de marketing en sales afdeling heel, heel erg druk mee is geweest. Om uiteindelijk, na het zien van de tentoonstelling, te moeten concluderen dat die titels en mooie filmpjes de boel niet waarmaken.

Caravaggio? dacht ik dus meteen. Hoeveel? En welke? Eerst zien, dan geloven. Bernini: idem dito.

Vooruit: dát viel mee. Dat viel zelfs zo erg mee, dat ik op den duur de tel ben kwijtgeraakt. Een stuk of zeven Caravaggio’s? Al dan niet zoveel Bernini’s? Wauw! Samen met kunstwerken van hun tijdgenoten meer dan zeventig meesterwerken in een tentoonstelling, da’s geen kattenpis.

Maar toch. Bij binnenkomst vielen meteen de witgeverfde muren op. Na de tentoonstelling Rembrandt-Velazquez van afgelopen najaar, waar de wanden stemmig zwart waren gekleurd en de doeken zowat van de muren knálden, viel de boel hier meteen volkomen dood. Alsof de barokke werken, zo vol van beweging, dramatiek en warme kleuren, per ongeluk in een Scandinavische minimalistisch ingerichte villa terecht waren gekomen. Was men bang voor een overkill? Ik weet het niet. Maar het voelde voor mij als een volkomen mismatch. De schilderijen straalden niet meer naar buiten, maar implodeerden stilletjes. En wat precies de bedoeling was van de her en daar bevestigde roze en blauwe wandvlakken: ik kwam er niet uit.

Caravaggio contra Bernini

En dan toch even stilstaan bij Caravaggio. Waar je normaliter zou denken dat men met een Caravaggio de plank niet kan misslaan, moet ik toch mijn grote schrik eerlijk bekennen dat ik ietwat teleurgesteld was. In Amsterdam hangen niet bepaald de mooiste en indrukwekkendste werken van zijn hand. Is de meester van het chiaroscuro, de modellen van de straat en de gewaagde close ups dan plotsklaps van zijn voetstuk gevallen? Nee. Maar ik was in mijn naïeve bewondering helemaal vergeten dat Caravaggio ook ooit jong geweest moet zijn. En vooral: ook een mens was. Met andere woorden: dat ook Caravaggio, voordat hij meesterwerken creëerde als het Mattheus-drieluik uit de San Luigi dei Francesci en de pas in Utrecht getoonde Graflegging, het vak moest leren. Met als resultaat een Narcissus met een veels te kloeke schouderpartij, uitgevoerd in een licht-donker compositie die niet overtuigd. Of had ook Caravaggio gewoon wel eens gewoon zijn dag niet….?

En als ik nu toch bezig ben….. De Jongen gebeten door een hagedis mag wel eens flink gepoetst worden. Oei, wat een duistere vernislaag! De hagedis is al bijna niet meer te zien. De glasplaat voor het verder prachtige Portret van Fra Antonio Martelli maakt dat de ridder zo goed als onzichtbaar is.

Ja, ik ben aan bet zeuren. Zeuren over kleinigheden. Verdraaid, het zijn Caravaggio’s! En die zie je anders ook niet elke dag!

Toch werd ik pas weer ouderwets Caravaggio-blij bij het zien van de De Doornenkroning uit 1607 en het Kunsthistorisches Museum, Wenen. Die snoeiharde contouren, die gebeeldhouwde naakte torso’s met roodverbrande hals in contrast met het glimmende metaal van het kuras.
En die handen. Die fenomenaal samengebalde handen met grijze nagels en vol huidplooien. De hand van Christus, onder de mantel vandaan piepend en de houten staf zachtjes beroerend. En de hand van de soldaat, zo dichtbij Christus, leunend op de balustrade, met een straaltje licht erop, alsof hij zo uit onze wereld komt gestapt.
Dat is de Caravaggio zoals we hem kennen.

 

Maar ondanks het jubelmoment bij de Doornenkroning is en blijft de grote winnaar van deze tentoonstelling met stip toch echt Gianlorenzo Bernini. Deze van oorsprong Florentijnse beeldhouwer is met een hele trits bustes van heinde en verre vertegenwoordigt in de tentoonstelling, en stuk voor stuk zijn het onvolprezen meesterwerken. Bij binnenkomst trekt Medusa uit de Capitolijnse Musea onmiddellijk de aandacht. Ze is van verschillende kanten te bekijken en vertederd en beangstigd tegelijkertijd. De slangenharen grof geschuurd, het gezicht met de ietwat ronde wangetjes perzikzacht gepolijst.

Gianlorenzo Bernini, Medusa, 1638-1640, Musei Capitolini, Rome. ©Photo copy Maaike Raduzzi

Bernini’s Thomas Baker is een wonder van het gebruik van de handboor. ‘Kam je haar met een gitaar!’ appte een melige vriendin toen ik haar hyperenthousiast over de tentoonstelling liet weten. Vooruit, wat excentriek is het zeker, maar man man man wat een virtuoze behandeling van het massieve marmer. Bakers weelderige lokken lijken door een topstylist tot in de puntjes geföhnd en getoupeerd. Wat een volume, lok voor lok. Zelden werd een kanten kraag zo fijn bewerkt, en let vooral ook op de gehandschoende hand die uit de plooien van de robuuste mantel piept.

Gianlorenzo Bernini, Thomas Baker, 1637-1638, Victora & Albert Museum, Londen. ©Photo copy Maaike Raduzzi

Ook de werken van Bernini’s tijdgenoten en navolgers zijn meer dan de moeite waard. Passend in het geheel van een tentoonstelling over de barok, maar zeker ook als unieke sculpturen an sich. Vivezza en meraviglia, levendigheid en verwondering, het zijn termen die beide terugkomen in het werk van de Fransman Du Quesnoy, die de aandoenlijke dwerg van de Hertog van Créquy uitbeeldde. Ook hier de weelderige, springende krullen, geinspireerd door Bernini, alsof ze zo licht als een veertje rond het gezicht van de pezige dwerg dansen. Een mager, getekend gezicht, met geprononceerde karakterlijnen rond de neus en mond.

Francois du Quesnoy, De Nano van de Duc de Crequy, ca. 1633-1634. ©Photo copy Maaike Raduzzi

En kijk eens naar de heilige Veronica, zij die het gelaat van Christus depte tijdens de Kruisdraging en de beeltenis van de heiland op haar doek zag verschijnen. Francesco Mochi beeldde alleen haar hoofd af, gedraaid en gefixeerd precies op dat wonder, de verschijning van die beeltenis. Haar ogen staan wijdopen, de pupillen helemaal uitgewerkt. De openstaande moment, dé manier om levendigheid in een levenloos kunstwerk te verkrijgen. Zelfs de tanden zijn stuk voor stuk uitgehouwen. Als beschouwer ben je geneigd om meteen over je schouder te kijken en Veronica’s blik te volgen.

Francesco Mochi, De Heilige Veronica, particuliere collectie. ©Photo copy Maaike Raduzzi

De kracht van deze barokke beelden zitten hem precies daarin: wat het met jou als beschouwer doet. Hun uitstraling en impact gaat verder dan alleen het beeld zelf. Het bestrijkt de gehele ruimte waarin het beeld en de beschouwer zich bevinden. Theatraal, driedimensionaal en emotioneel. Bernini en co. maakten werken die binnenkomen als een mokerslag. Caravaggio en de zijnen konden dat ook. Maar die werken hangen helaas niet in Amsterdam. Team Bernini wint, zonder twijfel.

Caravaggio-Bernini. Barok in Rome, is nog tot 7 juni a.s. te zien in het Rijksmuseum Amsterdam.
Kijk ook op https://www.rijksmuseum.nl/nl/caravaggio-bernini

2020-05-22T17:20:33+02:00 27 februari, 2020|Tentoonstellingen|

Geef een reactie